Bouwen in het groen

Bouwen in het groen: alleen zo lossen we de woningcrisis op

De weerstand tegen bouwen op weilanden neemt af, maar we zijn er nog lang niet. Mensen die wél al een woning bezitten, zijn bang voor hun uitzicht, of vrezen dat het gebied waar ze recreëren verloren zal gaan. Terwijl er genoeg gebieden aan de randen van de steden zijn waar woningen gebouwd kunnen worden.

Van de 1 miljoen woningen die de komende tien jaar in Nederland gebouwd moeten worden, kunnen er 500.000 in het buitengebied worden gerealiseerd, zegt het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB). Daar is genoeg plek, volgens het instituut, zonder dat natuurgebieden in het gedrag hoeven komen. In NRC Handelsblad zegt Taco van Hoek, directeur van het EIB, dat er nog te veel een taboe heerst op bouwen in weilanden. ‘Groen en woningen zijn geen vijanden van elkaar. Woningen kun je heel mooi inpassen in het landschap’, zegt hij in de krant.

Ongeveer twee derde van de Nederlandse grond wordt nu gebruikt voor de landbouw. Volgens het EIB is er 1,5 procent van de landbouwgrond nodig voor woningbouw om het doel te behalen van 1 miljoen nieuwe woningen de komende tien jaar. HVC Vastgoed is er daarom van overtuigd dat (goed geselecteerde )landbouwgrond gebruiken voor woningbouw dé oplossing is voor de crisis in de woningmarkt. Wij bekijken welke agrarische grond in potentie omgezet kan worden naar grond voor woningbouw, en investeren daar – samen met onze klanten – in.

Ik merk dat er nogal wat misvattingen zij over landbouwgrond omzetten naar woningen. Het beeld heerst dat Nederland dan natuurgebieden gaat volstampen met Vinexlocaties. Maar dat is niet de realiteit; bouwen op landbouwgrond is níét hetzelfde als bouwen in natuurgebieden. De polders waarin HVC Vastgoed investeert, daar zitten geen natuurgebieden bij. We bouwen dan aan de randen van steden en dorpen, op weilanden. Wonen in het groen kun je op een goede manier realiseren, zodat de woningen goed passen in het landschap eromheen.

Ook zijn mensen bang dat nieuwe woningen hun uitzicht zullen verpesten, of dat het gebied waar ze graag recreëren verloren gaat. Maar in de polders recreëren mensen niet; van bouwen in recreatiegebieden is bij alle plannen helemaal geen sprake. En dan de kwestie van het uitzicht: als je een van de gelukkigen bent die wél al een huis heeft, zul je minder snel willen dat er in omliggende weilanden gebouwd wordt. Maar als we willen dat starters óók een woning kunnen kopen, zullen sommige mensen een beetje moeten inleveren. Ik denk ook dat wanneer er nieuwe wijken worden gebouwd, mensen die in de buurt wonen na een jaar of twee eraan gewend zullen zijn dat ze een stukje verder moeten fietsen of lopen om de weilanden in te kijken.

Dan nog een heel belangrijk argument voor bouwen op weilanden: we zullen wel moeten. De woningnood valt niet op te lossen door binnenstedelijk te bouwen, zo las ik in een interessant opiniestuk van onderzoeker Jannes van Loon en adviseur Jos Feijtel op Gebiedsontwikkeling.nu. Ongeveer driekwart van de bestaande plannen voor nieuwe woningbouw is binnenstedelijk en ‘kampt daardoor bijna per definitie met grote uitdagingen zoals omwonenden, versnipperd eigendom, milieucirkels, uit te kopen bedrijven, ontbrekende infrastructuur, complexe ruimtelijke ordening-procedures en verontreinigde grond’, signaleren Feijtel en Van Loon. Zij schatten dat een aanzienlijk deel van die plannen het niet gaat redden: te duur en te omslachtig.

Die plannen zijn ook nog eens niet volgens de wens van mensen die een woning zoeken. Mensen die een huis kopen willen nu eenmaal graag een huis met een tuin, zo blijkt keer op keer uit onderzoek. Burgers zeggen ook dat ze het niet erg vinden dat daarvoor wat groen – groen bruingekleurd van de mest, wil ik daaraan toevoegen – wordt opgeofferd.

Het probleem is dat de nu regie bij het plaatselijke bestuur ligt. En de politieke achterban van een wethouder die erover gaat, zal vaak bestaan uit mensen die al een huis hebben. Als diezelfde wethouder dan zegt: ‘Dat weiland naast jouw huis dat je ooit in de jaren 90 kocht, daar willen we op gaan bouwen’, zal hij veel tegenstand ontmoeten. Terwijl er wél een oplossing moet komen voor de woningnood. Daarom denk ik dat het Rijk de regie weer terug moet nemen, plekken moet gaan aanwijzen waar er gebouwd kan worden. Plekken in het groen van weilanden, waar bouwen sneller en meer volgens de wensen van de consument kan dan in de steden zelf.